De redactie van het BalieBulletin interviewde Mr. Wout van Veen. Hij is 50 jaar advocaat (beëdigd op 25-09-1974) en heeft veel betekend voor de advocatuur, met name de sociale advocatuur. Wij vroegen hem om wijze woorden.
Wat heeft u ertoe gedreven om advocaat te worden?
Begin jaren ’70 was er veel aandacht voor de ‘leemte in de rechtshulp’ zie bijv. het beroemde “Zwarte nummer” van Ars Aequi. De toenmalige NOvA had daar weinig of zelfs geen aandacht voor. Deze leemte trof vooral de sociaaleconomische zwakke klasse. Tegelijkertijd ontstond een opkomende beweging van protest. Zeker in Utrecht ontstonden in verschillende wijken actieve wijkcomités die grote behoefte hadden aan juridische ondersteuning. Een begin van die ondersteuning werd al gegeven door aan aantal wetswinkeliers. Wij, de oprichters van het Utrechtse ‘Advokatenkollektief”, (voorgezet door het huidige kantoor Sprengers Advocaten, dat ook dit jaar zijn 50-jarig bestaan heeft gevierd), wilden deze juridische ondersteuning professionaliseren. Op individueel niveau wilden wij de rechtsbijstand in een aantal ‘vergeten’ rechtsgebieden, zoals de werknemersverzekeringen, bijstand en huurrecht aan de kant van de huurder, op de kaart zetten en daarin rechtsbijstand verlenen. Daarvoor was advocaat worden noodzakelijk. Persoonlijk werd en word ik gedreven door verontwaardiging over de nog steeds bestaande ongelijkheid en het activisme daartegen.
welke zaak is u altijd bijgebleven gedurende uw hele carrière als advocaat?
Er is niet één zaak maar het BalieBulletin kent een geringe omvang, dus vooruit: Dan kies ik de zaak van Johanna Kruidhof. Deze 11-jarige LO-scholier liep tijdens schooltijd ernstige brandwonden op. De verzekeringsmaatschappij weigerde de (niet-gedekte) kosten van verzorging te betalen aan de ouders en bood een minuscuul smartengeld. De verzekeringsmaatschappij heeft zich tot en met de Hoge Raad verzet tegen het moeten betalen van deze kosten. De zaak staat mij bij, omdat het voor mij de eerste keer was dat zowel de verzekeringsmaatschappij als het ingeschakelde advocatenkantoor voor mijn cliënten, Johanna en haar ouders, onfatsoenlijk/beledigend tekeer gingen. De rechterlijke macht daarentegen liet zich van zijn beste kant zien. In beide feitelijke instanties werd de vordering toegewezen en dit werd op één ondergeschikt punt na bevestigd door de HR. De uitkomst van de zaak heeft juridisch veel aandacht gehad, HR 28 mei 1999, NJ 1999/564, zie ook Van Smart naar Geld door Siewert Lindenbergh, Kluwer 2013, p.49 e.v.
Het ‘samenspel’ al die jaren met de ouders en een opgroeiende scholiere tegenover de attitude van verzekeringsmaatschappij en diens advocatenkantoor is een blijvende herinnering. Zeker omdat het niet de laatste keer is in mijn loopbaan dat verzekeringsmaatschappijen en hun advocaten zich op deze manier gedragen.
Wat zijn uw toekomstplannen? Blijft u in de advocatuur of hangt u spoedig uw toga aan de wilgen?
Het ziet ernaar uit dat de bureaucratisering van de Orde en de oplopende kosten mij noodzaken de Orde te verlaten, wat niet wil zeggen dat ik ophoud met juridisch werk.