banner728x90def
Nu ik dan peremptoir ben gesteld

Nu ik dan peremptoir ben gesteld: Christiaan Viëtor

Gebouwen

Christiaan ViëtorIn de bijna 18 jaar dat ik advocaat ben heb ik altijd in fijne gebouwen gewerkt. Moderne gebouwen. Gebouwd om kantoor in te houden en voorzien van alle luxe. Het uitzicht vanuit mijn kamer was altijd  de parkeerplaats, dat wel.

Ik ben als advocaat begonnen in Utrecht, daarna Amersfoort en sinds kort weer terug in Utrecht. De cirkel is weer rond. Het verschil met de vorige kantoorgebouwen is dat ik nu voor het eerst in een oud gebouw kantoor houd. Een rijksmonument, gebouwd rond een imposant trappenhuis met lichtkoepel. Inclusief krakende treden, piepende deuren en een bijzondere geschiedenis.

Mijn praktijk draait om gebouwen. Vrijwel altijd zijn dat nieuwe gebouwen zonder geschiedenis. Heel soms gaat een zaak over een historisch gebouw. Een van die zaken zal me altijd bijblijven.

Een architect, van respectabele leeftijd, vroeg mij om hem bij te staan in een zaak die ging over de restauratie van een middeleeuwse woontoren. De architect had de woontoren 30 jaar eerder min of meer als bouwval gekocht en had inmiddels de financiën bij elkaar gekregen om de toren volledig in oude luister te herstellen.

Voorafgaand aan de verbouwing had de architect een bijzondere ontdekking gedaan. Achter een aftimmering ontdekte hij een dichtgemetselde vensterbanknis. Bij gebouwen uit deze tijd bestond het raamkozijn vaak uit een vensterbanknis met daarin een vensterzitbank. De aangetroffen vensterzitbank was afgewerkt met een eikenhouten zitplank waarop een loden amulet was bevestigd. Op de zitplank zaten nog -zoals de architect enthousiast vertelde- de vette vingers van de middeleeuwers die daar gezeten hadden; hier kon je als het ware contact maken met de mensen uit die tijd. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg stelde vast dat het de enige middeleeuwse vensterbanknis met vensterzitbank en zitplank met amulet was, die in Nederland in oorspronkelijke staat bewaard was gebleven. Daar mocht dus niets mee gebeuren.

Bij de restauratie zou onder andere het oude pleisterwerk met een pneumatische breekhamer worden verwijderd en vervangen door nieuw stucwerk. De architect had derhalve in het restauratiebestek uitdrukkelijk opgenomen dat de nis met de vensterzitbank door de aannemer absoluut ongemoeid moest worden gelaten. Het bestek was dus duidelijk. Zou je denken.

Het werk verliep voorspoedig en op een gegeven moment kwam de verwijdering van de oude pleisterlagen aan de beurt. Nadat de aannemer daar al twee dagen mee bezig was kwam de architect een kijkje nemen. Hij was natuurlijk erg benieuw hoe zijn levenswerk -want dat kon je het inmiddels wel noemen- was gevorderd.

Tot zijn afgrijzen bleek hem dat de aannemer zijn werk wat al te grondig had gedaan. De hele vensterbanknis was met de pneumatische breekhamer volledig kaal gebikt. De eikenhouten zitplank met het loden amulet was ook niet gespaard gebleven en samen met de oude pleisterlagen afgevoerd naar de afvalverwerking. De bejaarde architect heeft daar nog dagenlang tevergeefs met een metaaldetector naar het loden amulet gezocht. De oorspronkelijke staat van de vensterbanknis was volledig tenietgegaan, de schade was onschatbaar, de architect ontroostbaar.

Tijdens de arbitrageprocedure die volgde stond de schade van de architect centraal. Want wat was nu die schade? Herstel had geen zin want de cultuurhistorische waarde zat hem nou juist in de oorspronkelijke staat van de vensterbanknis. Geen makelaar durfde iets te zeggen over de waarde van de woontoren met en zonder de oorspronkelijke vensterbanknis. Uiteindelijk hebben arbiters -duidelijk uit piëteit- de schade geschat op een op zichzelf redelijk substantieel bedrag. Voor de architect bood het nauwelijks troost.

Kijkend uit het raam van mijn huidige kantoor constateer ik dat ik opnieuw uitkijk op de parkeerplaats. Sommige dingen veranderen kennelijk nooit.

Christiaan Viëtor stelt Bjorn van Eijk peremptoir.