In films zijn advocaten vaak de helden van het verhaal. Ze verdedigen de onschuldigen, strijden voor gerechtigheid en houden vast aan hun principes. Denk aan Atticus Finch in To Kill a Mockingbird of Erin Brockovich in de gelijknamige film. Maar in andere films zien we een ander soort advocaat: niet de redder, maar de verleidelijke slechterik. Geen gangster met een pistool, maar een advocaat in maatpak die de wet perfect kent – en die kennis inzet voor moreel dubieuze doelen. Waarom blijven juist deze ‘duistere’ advocaten de kijker zo boeien?
Misschien omdat het laat zien dat juridische kennis en macht niet automatisch leiden tot rechtvaardigheid. Op het witte doek wordt duidelijk hoe het recht zowel een schild als een wapen kan zijn – afhankelijk van wie het hanteert. Wie zijn deze moreel dubieuze ‘filmadvocaten’? En wat zijn de centrale thema’s in deze films?
De verleiding van succes
Een van de meest sprekende voorbeelden is The Devil’s Advocate, waarin Al Pacino een charismatische, maar duivelse senior partner speelt van een New Yorks advocatenkantoor. Zijn personage, John Milton, is letterlijk Satan. Zijn kracht? Geen vuur of geweld, maar verleiding. Hij verleidt een jonge advocaat (Keanu Reeves) met geld, status en roem – en trekt hem zo langzaam maar zeker een moreel moeras in. De dreiging komt van binnenuit: het verlies van een moreel kompas, vermomd als professioneel succes in de advocatuur.
Loyaliteit als valkuil
Ook in The Firm, gebaseerd op het boek van John Grisham, wordt een jonge advocaat (Tom Cruise) verleid met luxe en prestige. Het advocatenkantoor lijkt voor hem de droomplek, tot duidelijk wordt dat het een dekmantel is voor de maffia. Gene Hackman speelt advocaat Avery Tolar, een mentorfiguur die ooit idealen had, maar die langzaam zijn ethische ankers is kwijtgeraakt. Hij is geen klassieke schurk, maar iemand die te lang zijn ogen heeft gesloten voor wat er echt speelt. Zijn loyaliteit aan het kantoor blijkt sterker dan zijn gevoel voor rechtvaardigheid.
Het recht als façade
Een subtieler, maar minstens zo krachtig voorbeeld is Tom Hagen in The Godfather. Hij is de consigliere van de misdaadfamilie Corleone. Hij is geen gewelddadige man. Hij is juridisch onderlegd, kalm, rationeel en loyaal – niet alleen aan zijn rol, maar ook als volwaardig lid van de familie. Juist daardoor is hij gevaarlijk. Tom Hagen maakt de criminele operaties van de maffiafamilie legitiem. Hij geeft ze een legaal tintje, waardoor alles “business, not personal” lijkt.
Zijn rol laat zien hoe het recht niet altijd wordt gebruikt om misstanden te bestrijden, maar ook om het te legitimeren – zonder de regels echt te hoeven breken. Als onderdeel van de familie balanceert ook hij voortdurend tussen zijn eigen principes en de onwrikbare loyaliteit aan de Corleones.
Waarom spreekt dit zo tot de verbeelding?
Deze personages zijn geloofwaardig omdat ze geen karikaturen zijn. Ze zijn charmant, slim en succesvol – en toch verliest de kijker langzaam het vertrouwen in hun morele integriteit. Juist omdat ze de wet gebruiken in plaats van overtreden, voelen ze realistischer – en dus enger. Films als deze stellen misschien impliciet een lastige vraag: is moreel besef uiteindelijk belangrijker dan juridische scherpzinnigheid?
Van Satan in een maatpak tot een consigliere met een ‘law degree’: de filmadvocaat is al lang geen vanzelfsprekende held meer. En dat maakt hem of haar juist zo interessant. Deze personages dwingen de kijker na te denken over de dunne grens tussen recht en gerechtigheid – en over wat er gebeurt als die grens wordt opgerekt.


